vaag de beelden
een zweem van geur
een kleur
wat te zien
in de grijze massa
van de herinnering;
schaduwen van het verleden
vervormd door tijd
het geheugen een zwakke schakel

en dan
dat ene beeld
dat ene kleedje
dat kant
waar lag het
zo mooi vol ijver
sier te wezen
over al te glimmend meubelhout

gebogen het hoofd
behendig haar hand
een stil en
wonderlijk bewegen
van witte lussen
in geheim patroon
de huid al zacht
van rimpelig verdriet
zo cirkelt dun de draad
tot kant tot kleed
tot klein volmaakt
huiskamer-knus-leed

want kanten kleedjes
liggen niet in kantoren
en ook niet op straat
kanten kleedjes liggen plat
of misschien wat bol gebogen
lamgeslagen
verkleurd door tijd
om tenslotte te vervormen
door de verbeelding
van mijn herinnering
van thuis.